Lokale heffingen
Onroerende zaakbelastingen
Van alle lokale heffingen genereren de onroerendezaakbelastingen (OZB) de hoogste opbrengst. De gemeente bepaalt het bedrag dat de belastingplichtige moet betalen op basis van de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak. De WOZ-waarde wordt jaarlijks bepaald en vastgesteld. Voor een analyse van de waardeontwikkeling wordt verwezen naar de toelichting bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2023.
Voor de bepaling van de verschuldigde belasting is naast de heffingsgrondslag (de WOZ-waarde) uiteraard het tarief van belang. In onze gemeente worden afzonderlijke tarieven gehanteerd voor de woningen en de zogenaamde niet-woningen. De limitering van de OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft. Het kabinet heeft wel het voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging landelijk beperkt moest blijven. Daartoe is destijds een macronorm ingesteld die de maximale opbrengststijging voor een bepaald jaar aangeeft. Die macronorm is nu afgeschaft. Vanaf 2020 is de macronorm vervangen door de Benchmark Woonlasten, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. Door een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de tariefontwikkeling met landelijke en provinciale gemiddelden, moeten de onderlinge verschillen tussen gemeenten nog inzichtelijker worden. Ook moet de benchmark het lokale debat over de keuzes voor ontwikkelingen, zoals stijging van de lasten, bevorderen.
De onroerendezaakbelastingen worden berekend naar een percentage van de waarde van de onroerende zaak. De OZB wordt, in vergelijking tot bijvoorbeeld de bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait, slechts over een klein percentage van de waarde geheven. Het OZB tarief voor eigenaren van woningen bedraagt in onze gemeente in 2022 0,0773%. De bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait bij de inkomstenbelasting bedraagt in 2022: 0,45%.
De volgende tabel geeft weer welke OZB-tarieven de gemeente in 2023 hanteert en hoe deze zich verhouden tot de landelijke tarieven. De gemeentelijke tarieven 2023 zijn aangepast aan de geraamde waardeontwikkeling in het begrotingsjaar als gevolg van de herwaardering in het kader van de Wet WOZ (indicatief + 13,5,% bij de woningen en - 1% bij de niet-woningen). Uit het overzicht blijkt dat de gemeentelijke tarieven zich bevinden onder de landelijk gemiddelde tarieven. De definitieve bepaling van de tarieven volgt bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2023. Uiteraard wordt hier ook rekening gehouden met de voorgestelde stijging van de opbrengst ten opzichte van 2022 met 2,5%.
Een vergelijking van de OZB-tarieven op zich zegt overigens betrekkelijk weinig. Lage tarieven kunnen in combinatie met een hoge grondslag (waarde in het economische verkeer) toch tot een hoge belastingaanslag leiden. Vanuit het perspectief van de belastingbetaler zijn de gemiddelde woonlasten daarom een nuttiger indicator dan het tarief (zie Lokale Lastendruk).
Tarieven onroerende zaakbelastingen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2022 | 2023 | Verschil tov 2022 | % | Landelijk |
Woningen | |||||
Gemiddelde woningwaarde | 360.000 | 409.000 | 49.000 | 409.000 | |
Tarief | 0,0773% | 0,0698% | 0,0978% | ||
Onroerende zaakbelasting eigenaren | 278,28 | 285,48 | 7,20 | 2,5% | 400,00 |
Niet-woningen eigenaren | |||||
Gemiddelde waarde | 360.000 | 356.000 | -4.000 | ||
Tarief eigenaren | 0,1807% | 0,1871% | 0,3030% | ||
Onroerende zaakbelasting eigenaren | 650,52 | 666,08 | 15,65 | 2,5% | |
Niet-woningen gebruikers | |||||
Gemiddelde waarde | 360.000 | 356.000 | -4.000 | ||
Tarief gebruikers | 0,1440% | 0,1491% | 0,2178% | ||
Onroerende zaakbelasting gebruikers | 518,40 | 530,80 | 12,40 | 2,5% |
De tarieven 'Landelijk' betreffen de gemiddelde tarieven 2022 (bron: COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden).
Rioolheffing eigenaren
Op 15 februari 2018 is het gemeentelijk rioleringsplan 2018-2023 vastgesteld. Uit dit laatste plan blijkt dat de kostendekkendheid bereikt kan worden door een nominale stijging toe te passen van 2,5%, aangevuld met het inflatiepercentage. Voor 2023 is de nominale stijging van 2,5% niet toegepast maar is alleen een inflatiepercentage van 2,5% aangehouden.
Afvalstoffenheffing
In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2,5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse inflatiecorrectie van 2,5% uitgegaan. In onze gemeente bedraagt het verschil tussen een huishouden van één persoon ten opzichte van een twee- of meerpersoonshuishouden respectievelijk € 75,60 en € 88,85 en ligt daarmee gemiddeld hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 61). De tarieven voor twee- of meerpersoons-huishoudens liggen hoger dan het landelijk gemiddelde.
Tarieven afvalstoffenheffing | ||||
---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2022 | 2023 | Landelijk | |
Van 1 persoon | 249,75 | 256,00 | 256,00 | |
Van 2 personen | 323,50 | 331,60 | 317,00 | |
Van 3 personen | 336,45 | 344,85 | 317,00 |
De tarieven 'Landelijk' betreffen de gemiddelde tarieven 2022 (bron: COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden).
Toeristenbelasting
De reguliere toeristenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting in hotels, pensions en andere, soortgelijke vakantie-onderkomens. Met ingang van 2018 kent onze gemeente een afzonderlijk (lager) tarief voor het houden van verblijf op een kampeerterrein. Met ingang van 2019 is tevens een watertoeristenbelasting ingevoerd.
In 2022 kent 89% van de gemeenten een toeristenbelasting. In 82% van de gemeenten bedraagt het tarief een vast bedrag per overnachting. Ook komt het voor dat het te betalen bedrag afhangt van de overnachtingsprijs (in 4,4 procent van de gemeenten) of het aantal sterren van het hotel (0,9 procent). Het gewogen gemiddelde tarief bij alleen gemeenten met toeristenbelasting bedraagt € 3,14 per overnachting.
Voor het verkrijgen van extra inkomsten wordt voor de toeristenbelasting, naast de inflatiecorrectie, een extra opslag toegepast van € 100.000 (+ 12,7%). Het tarief voor deze accommodaties bedraagt in 2023 € 3,01. Meerjarig wordt eveneens van een inflatiecorrectie van 2,5% en voor de jaren 2024 en 2025 van een extra opslag van € 100.000 uitgegaan (+ 11,2%, in 2024, + 10,1% in 2025).
Hondenbelasting
Het tarief per hond bedraagt in 2023 in onze gemeente € 83,15 per jaar. Gemiddeld betaalt de houder van één hond in Nederland in 2022 € 78,10 per jaar. In 2022 wordt in 165 van de 344 gemeenten een hondenbelasting geheven. In die gemeenten woont 51 procent van de bevolking.
Reinigingsrechten
Reinigingsrechten kunnen worden geheven voor het aanbieden van bedrijfsafval aan de gemeente
of voor het inzamelen van dit afval door de gemeente. Gelijk aan de afvalstoffenheffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2,5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 2,5% uitgegaan.
Rioolheffing gebruikers
Naast de rioolheffing eigenaren wordt een gebruikersbelasting geheven voor percelen waar meer dan 300m3 water wordt ingenomen (en geloosd). Over de eerste 300m3 wordt niet geheven, waarmee een gemiddeld huishouden buiten de heffing valt. Uitgangspunt bij deze heffing is dat deze tezamen met de rioolheffing eigenaren 100% kostendekkend moet zijn.
Grafrechten
Met betrekking tot deze heffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2,5%.
Leges
De gemeentelijke tarieven ter zake van deze heffingen worden over het algemeen met 2,5% verhoogd. Meerjarig wordt eveneens een inflatiecorrectie van 2,5% toegepast.
Havengeld
Ook voor deze heffing geldt een maximale opbrengstnorm van 100% van de geraamde lasten. Anders dan bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing wordt bij deze heffing, gelet op het afwijkende karakter, een volledige dekking niet nagestreefd. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2,5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 2,5% uitgegaan.
Bruggeld
Het tarief bruggeld wordt geïndexeerd € 1,30 naar € 1,35.
Marktgeld
In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2,5%.